221
en krenkt haar in alles. Zie toch uit! Een vrouw is geen veiling-makelaar. — Toen had ie er om geschaterd. Maar nu, nu schaterde ie niet meer.
Nu zou ie Maurice weer aanklampen, nederig en wat bang voor z'n spot, 'm vragen, wat ie Flora zeggen moest om haar weer te zien veranderen. Wél zou voor hem dat nederigheids-gedoe 'n vreeselijke toer zijn en dat gevraag, waarmee ie z'n heele macht op Maurice verloor, 'n verdoembare karwei. Want dan moest ie ook bekennen, dat hij wist, hoeveel Flora van Maurice hield. Dat knakte hem 't ergst. En ook dat Maurice wist, hoe ze hém schuwde. Toch zou ie zeggen, zachtjes, en ontdaan, wa,t Flora eigenlijk scheelde, hoe vreeselijk ziek ze eigenlijk was. Hij zou dan wel schrikken, en ook z'n overmacht op hem, door al dat nederig gevraag, veel lager aanslaan. Als de kerel 'm nou maar niet financiëel ging overbluffen, dreigen, nu hij zelf wist hoeveel zijn invloed op Flora waard was. Ze waren zoo brutaal en zoo grillig, die kunstemakers, en ze wentelden zich toch graag in pretjes en materieele ge-notjes, al kwaakten ze iets dat geen sterveling verstond, van God en liefde.
In dat onrustig gedenk, heen en weer slingerend tusschen z'n drang om weg te stooten wat hem hinderde en naar zich toe te halen wat hij noodig had, leefde ie 'n poosje voort, tot op den middag, dat ie van de veiling even heel onverwacht naar huis stapte, om de maat voor een kast op te nemen. In de gang zag ie hoed en jas van Maurice. Zonder goed te weten wat ie deed, was ie dadelijk sluipzacht naar de zaal geloopen en had ze verrast. Of verrast niet. Maar de schrik van Maurice en 't bleeke gezicht van Flora verklaarden hem inééns al hun intimiteit. Hij was zelf in elkaar gekrompen, 't Eerste oogen-blik had ie op Flora willen afspringen, haar van de chaiselongue sleuren en afranselen, dat ze kermen en smeeken zou voor z'n voeten, afranselen tot ie niet meer kon. Maar na de weg-duizeling van z'n eerste schrikdrift, zelf niet beseffend wat er eigenlijk om 'm gebeurde, moest ie toch bekennen dat ie niets onbehoorlijks had gezien. Wie moest ie beschuldigen ?