206
zich overtuigen. Dat moest, dat móest! Hij hoopte voor zichzelf, dat 't mislukken zou, dat ie ze gewoon als vrienden zou samentreffen, die elkaar misschien een zoen gaven, maar meer ook niet. — Want neen, hoe dieper ie dacht, hoe onbegrijpelijker 't hem voorkwam, dat Maurice hem zou bedriegen. Maar ook in Maurice had ie allang onrust gezien, 'n soms angstig ontwijken. Wat was dat dan ? Flora was grillig, huilde en lachte in één minuut. Dat was geen wezen, die was ziek, vreese-lijk ziek !.. .. Wat had de dokter niet gezegd ? —
Eén angstig-vastgegrepen idee had hij nog : als hij haar eens plotseling verteederde met geschenken, met 'n rijtuig, met afleidingsfeestjes en als ie eens ontvangst dagen ging instellen, zooals zij dat altijd graag wilde ? Hij rilde. — Soon-beek's soberte was geen ingeboren behoefte aan soberte, maar een vrek-ziekte, een klam egoïsme. Op 'n middag had ie haar al eens 'n heel leelijke diamanten broche uit wat veiling-koopsels meegebracht, maar ze vond 't ding afschuwelijk. Hij had gejuicht, toen ie 't haar met 'n minachtingstik van haar pink zag wegketsen. — Neen, hij voelde 't wel, al was ie schatrijk, dat zou nooit kunnen. Hij zou er onder bezwijken of krankzinnig worden. Hij moest maar kalmeeren en toezien. — Zoo verborg hij, onder z'n schijn-rust, een sarrende kwelling, een wilde afgunst, een dóórvretende jaloezie. Want ook hij kon niet goed zien, dat Flora zoo hartstochtelijk herleefde en genot vergulzigde in Maurice's tegenwoordigheid. • Waar was toch z'n vroegere ongevoeligheid en genadeloos machtsbesef gebleven ? — vroeg ie zich in al banger onrust af. Hij deed allerlei dingen, dwars tegen zijn eigen voornemen en begeerten in. Er was 'n verwarring, ordeloosheid en aarzeling in hem, die zoo verblindend zijn machtelooze ellende aanlichtte dat ie 'r zelf van begon te huiveren. Als hij z'n gevoel voor orde, regel kwijt was, kwam de dood ! de vreeslijke, duistere, bange dood ! —
Zoo kon ie huilen van gift, dat Maurice wist, hoé Flora hém als man achteruit trapte. Dat vond hij zoo'n vreeslijken smaad, dat hij er zich zelfs voor schaamde. Hij kreeg er buien