86
III.
Louise zag wel 't gemartel en de onrust in Maurice, maar ze was zoo innig gelukkig, nu hij weer met al z'n teederheid en kinderlijkheid en innerlijk rijk afwisselend leven tot haar terugkeerde, dat ze niets vroeg. — Met z'n fijnste aandacht beschermde hij haar weer tegen de jongens: tegen Frans, tegen alles dat haar hinderen kon. Louise voelde zich ook veel sterker, 't Bloed opgeven leek verminderd. En nu Dieuwertje, haar blond zusje, uit haar betrekking 'n paar maanden bij ben logeeren bleef, zich met moederlijke verrukking aan de verzorging van Kareltje gaf, kon zij ook weer eens ver-ademen van haar aftobbende vermoeienissen.
Zélfs was ze door overrompelend aandringen van Soonbeek voor 'n week mee naar de veiling gegaan. Er hing zoo ontzaglijk veel voor hem van af, beweerde hij met 'n benauwd lach-gezicht. Zij alleen kon hem met haar raad, kennis en steun bijstaan. Om Maurice gunstiger te stemmen, had ie allerlei rommel naar huis gestuurd, mooi zeil voor twee kamers, wat meubelen, 'n oud bureau en nieuw keukengereedschap voor Louise. Maurice vond die grove gulheid oneerbiedig en stom-sluw. Wat boerige onnoozelheid veronderstelde hij in hem ? Hij zag immers dadelijk waar 't om ging. Maurice bleef, zonder te zeggen hoe mal hij die plotselinge schenkerijen vond, hevig zich verzeten tegen Soonbeek's overrompeling, z'n taai aan-houen. Maar Louise zelf wóu wel. Ze sprak heel opgewekt en ze was zoo vroolijk, als ie haar in lang niet gezien had. Ze meende, dat ze Soonbeek niet kón, niet mócht weigeren. Ze bleef hem altijd zoo dankbaar, dat ie haar van al die schuld-eischers verlost en Maurice van de krant genomen had. —
Eindelijk moest ie wel instemmen, toen ze er op wees, hoe heerlijk Dieuwertje voor 't kind zorgde, dat 't toch maar voor 'n week zou zijn en zoo meer.
Soonbeek voelde zich veilig en dol-blij onder haar hulptoezegging. 's Morgens vroeg al stond Louise bij 'm op kan