79
was de teedere, verinnigde, zacht-streelende vrouw van de zinnelijke liefde zonder zwoelte, die in dien liefde-drang zich versierde met haar mooiste eigenschappen, alleen om hém te bekoren. Zij kon niet, als Louise, los van dien drang, z'n woord en z'n kunst als een objectieve schoonheid buiten de vurigheid van z'n menschelijke relaties zetten. Ze wou in hem vóór alles den man ; wel den man met dat geestes-leven, maar daarin toch den man. En Louise juist z'n geest en z'n ziel, en z'n man-zijn in den hoog-vrouwelijke schroom van een meisje.
Zou hij haar dat nu eens heelemaal waar, tot op 't naakte rif durven zeggen, dat ze wel heel mooi was en innig en teerhartig ; dat ze wel in z'n gevoelens en begeerten drong, maar altijd alleen omdat hij 't was, de man dien zij hef had. Kwam dat zelfde gevoel van een ander wezen, ze zou 't niet in zich opnemen, en Louise juist even innig als van hém.
Hij mocht niet van haar eischen wat ze niet kon geven, maar 't was toch eene verkoeling voor hem. Neen, hij zou haar aanspreken zoodat ze zich temperen ging. Hij snakte er naar zich los te rukken uit haar verteedering en smartende omknelling. Z'n angsten doolden in hem rond als treurende kindertjes in 'n schemer-wei. Door die losrukking zou hij zichzelf de innigste zekerheid kunnen geven of ie 't brandende van haar kussen kon ontberen met de charme van haar zigeunersziel. Want z'n werk eischte 't, eischte 't voor goed, z'n werk en Louise, de stille, nooit zich-opdringende Louise. De storm van Flora's liefdes-verrukkingen verstrooiden in 'm al z'n rust-gevoelens en de waanzin van haar verlangen zengde z'n ziel.
Heele nachten vermijmerde Maurice na een gejaagden korten slaap. Dan aarzelde z'n besluiten in hem hoe haar alles zóó te zeggen, dat de schok haar niet te hevig zou treffen. Hij snakte naar weervinden van z'n evenwicht, al 't verleidelijk-luxueuze in heel haar omgeving en persoon te weerstaan, dat toch altijd tegen de krachtsspanning van z'n werk inging ; te weerstaan 't verleidelijke van de demonische zonde, de zonde