157
heelemaal niet meer in haar eenzaamheid, terwijl hij werkte daar ? Voelde hij niets meer van haar droefenis, nu hij niet bij haar was ? Die veronachtzaming griefde haar diep ; een onverdiend loon voor haar zich-nooit-opdringen, haar stil-zijn, en haar naar binnen-levende ontroering. Eerst had z'n scheppingswerk haar plotseling Maurice ontnomen, Moest het nu Flora zijn, de vrouw die vriendin was, zoo lief, zacht, onderdanig en schuchter als een lam ? Ze wist wel, dat Flora haar levenskracht door Maurice teruggekregen had. Vóór zijn komst was 't huis van Soonbeek dood geweest. Hij leefde apart en zij. Maar bovendien ging Flora ónder in nerveuze verziekeling en menschenschuwe vereenzaming. Ze verwelkte, vóór ze nog tot rijpheid kon komen. Soonbeek besprak 't nog telkens met haar, dat Flora betooverd leek door Maurice. Ze zong, speelde, stoeide met de kinders, ze las en musiceerde, dat het huis er van daverde. Zelfs de dienstmeisjes trokken nu vroolijke gezichten. Z'n heele woning leefde weer óp. Hij had 't toch wel voorzien, zei hij er dan guitig bij, — zoo'n dichter met lang haar moest voor Flora wel een toovenaar zijn. Ze sliep nooit meer 's avonds op de chaise-longue. Van duizelingen merkte niemand meer wat. Soms hoorde Louise onrust in Soonbeek's woorden, werd ie bleek en nerveus, stootte hij z'n wrokkige zinnetjes met de provinciaalsche ennetjes feller tegen elkaar óp, maar toch altijd eindigde hij met dank aan Maurice.
■— 'n Kerel, 'n kerel! 'n kerel! ! Mevrouwtje !.... ik heb er nog nooit van m'n leven zóó een ontmoet! Flora houdt van hem, niet, niet? niet?? Mevrouwtje.... Maar ik nóg meer.... ik nóg meer ! Hij betoovert mij ook.... 't Is een schande !.... een schande !.... die duivelsche kerel!.... Hé ! Louise, daar staan de schoentjes van Kareltje, twee knoopjes zijn er af.... twee.... twee.... dat's leelijk.... heel leelijk ! .... laat mij ze 'r aan zetten.
Dan bleef ie weer wat brommen over Maurice.
Dacht Soonbeek dat zij dat ook niet zag ? Maurice was alles voor Flora. Hij voedde haar artistiek op. Ze leefde van zijn adem.