30
smart, fluisterde nu weer. Maurice voelde zich geslagen van ontroering, zwak, hulpeloos en verlegen. Wat 'n angstig wee lag er in haar smeekende stem, wat 'n verdriet in die grijze oogen, nu rood en doorpijnd van 't huilen. —
Plotseling, in een opwelling van teederheid, trok hij haar naar zich toe en kuste haar op den mond. 't Was smartend meelij, dat heftig in 'm drong haar te helpen, te troosten, die lieve, innige vrouw. —
Flora sidderde onder z'n kus, alsof haar 'n sterfstuip door de leden schokte. Ze begreep, voelde nu, dat Maurice haar niet minachtte. Dat was zijn antwoord. Hij hield van haar, hij, hij, Maurice. 't Was om gek te worden. —
Ze keek 'm aan, hartstochtelijk. Er vlamde een lichtstorm in 'r oogen. Maurice schrok er van. Z'n ontroering bekoelde. Juist nu, nü moest ie haar zeggen, dat z'n aanraking, z'n kus, z'n troost, geen liefde was, zooals zij die voelde. Maar hij durfde haar jubel niet verstoren ! Wel laf, wel klein deed ie nu, maar hij durfde haar ontsteltenis niet afwachten, als hij iets van z'n echt meelij-gevoel ging zeggen. Dan nu liever misverstand en later schrijven, heel zuiver, wat ie nü onderging, waarom ie nü zweeg, 't Grijze vuur in 'r oogen bleef glanzen. Er zwol kracht door heel haar pas nog verschrompeld, weggekrampt smartlijf, nu hij haar iets liefs gezegd had en zacht gekust. — Ze lachte weer. In 'r gezicht gloeide vervoering en om den fijnen mond speelde 'n vreugd, dat Maurice er van schreien kon, nu z'n hart voor haar niets anders had dan diep innig, weemoedig vriendschapsgevoel.
Weer zag ie in z'n verkoeling, hoe heerlijk ze slankte in haar grijze japon, hoe ijl en soepel ze wegblankte onder de kanten volants, hoe zacht en geurig ieder beweginkje van haar handen en lichaam in dat fijne kantgeweef verborgen en bewaard bleef, 't Boekettige van de losse kanten halskraag, 't weelderige van die heele strook van 'r hals tot 'r voeten, al haar grillen, haar droomen, haar stille voornaamheden leefden er in. Ze droeg nu lichte schoentjes, alsof ze uit dansen moest en de theerozengeur wolkte weer om 'r heen. De kant van 'r mou