123
doorschokte hem een verrukking, alsof ie alles weer opnieuw doorleefde, heel kort. Hij wist dus, aan z'n eigen ziel, wat snakken, hopen, wachten en liefhebben beduidde. Neen, hij mocht dat leven van die jonge vrouw niet nog méér verwoesten. Hij moest altijd meelijden blijven voelen en haar wat liefde teruggeven, daarmee juist haar eigen hevige onstuimigheid temperend. Ze was zoo zachtaardig, zoo goddelijk-opofferend, zoo fijn en zoo moederlijk-goed. Nog hoorde hij haar gesmeek om zijn hals hangend : Jij Maurice, bent mijn alles, zonder jou ga ik dood ; zonder jou is 't leven mij een walg ! Ach got; ach got, ik heb je zoo lief, zoo zielslief.
Dat angst-smeekende, dat schreiend-wanhopige van haar stem, dat uitsnikken van haar innigste, droefste gevoel.... hij zou 't nooit kunnen vergeten, 't Was geweest van smart naar stille, biddende hoop, een golving van aandoeningen, van geween naar gelach, van gesnik naar gestamel, van stervende, krampige droefnis naar woeste vreugde-visioenen, 't Had getreurd en gevlamd in haar oogen, 't grijze vuur, 't had gebeefd en gejubeld in haar smeekend, snikkend spreken, vragen. — O ja, nu zag ie 't wel, ze was 'n hartstochtelijke vrouw, die hevig kon liefhebben, al temperde ze 't klanklieve, zoete timbre van haar streel-stem soms plots tot zacht-trillend gefluister, geneurie van haar ziel.
Maar Louise, zijn stille, droeve Louise, die daar nu thuis maar tobde met den kleinen jongen en haar broertjes, wat moest hij haar zeggen ? Haar zag ie altijd vóór zich met die groote weemoeds-oogen en haar wondren blikopslag vol stille en fiere vreugd als ie uit de droomerige verzonkenheid van zijn werk tot haar terugkeerde ? — En toch mocht hij niets zeggen, 't Was Flora's geheim, Flora's innerlijk leven, dat Louise misschien allang doorgrond had, maar onder haar zwijgen verborg, 't Feit, dat hij zélf niet spreken mocht, drukte hem benauwend. Maar telkens vroeg ie zich af, of ze niet zou bedaren, niet zou voelen, dat ze veel te ver gegaan was. Zoodra hij haar nu weer ging ontmoeten, zou ie op die heele geschiedenis zelfs met geen syllabe zinspelen. Hij wou haar zóó toespreken,