io5
oogen, zijn mond, z'n kin, z'n geheel gezicht. Ze schaamde zichzelf hevig voor dat gevoel, maar ze dacht dat veel vrouwen zoo-iets wel ondergingen als ze Maurice goed kenden, al verborgen ze zoo'n gewaarwording ook heel diep. Ze kon eigenlijk nooit goed die uitdrukking in z'n gezicht verklaren, maar ze was er bijna altijd in, en met groot en moed beheerschte zij zich, uit kieschheid en vrouwelijk besef dat 't 'n grofheid, een krankzinnigheid zelfs zou zijn, aan dien drang toe te geven. Als ze zich telkens weer en weer beheerscht had, voelde ze juist de grootheid van haar liefde stijgen. Dan wou ze in ontembare verrukking wel iedereen zeggen hoe innig ze Maurice beminde, iedereen die 't maar hooren kon. Dan moest ze haar liefdegevoel tot de hoogste bedwelming opvoeren. Wat kon 't haar dan schelen of Louise bestond, of zij-zelf kinderen, 'n man had ? Had zij niet 't recht, nu ze voor 't eerst zóó beminde, met een brandende overgave, levend naast 'n woekeraar, 'n vernieler ook van haar ziel, die iederen dag al 't mooi-menschelijke, 't diep-ver-langende in haar natuur overvunste met zijn schrikkelijke hebzucht en machtswaanzin, — had zij niet 't recht die liefde uit te spreken ? Ze wou Louise niet zien, en de kinderen niet, en niemand ! Ze wou alleen hém zien, zich wegleven in zijn verrukkingen, met hem dwepen, altijd maar dwépen, dwépen. Ze dacht zich alleen in, 't genot van zijn vochtig-warmen mond op haar mond.
Ze leefde alleen in 't licht van die stoute, uitdagende oogen, die als van een tijger konden geheimzinnigen in aarzelenden kleurschijn ; dan weer staren, klaar als van een kind dat voor 't eerst muziek hoort. Uitzinnig snakte haar verlangen naar hem uit, naar hém alleen. O ! in haar liefde voelde zij zich nu sterk en durvend. Ze zou Soonbeek in z'n gezicht vlammen haar haat, haar afschuw. Ze zou zeggen dat ze alleen Maurice liefhad, dat die haar geluk alleen kon scheppen of vernielen, en dat er niets voor haar zoo schoon meer bestond als zijn leven. Ze zou de razende aanvallen op haar moederschap ondergaan, ze zou iedere beleediging dragen, als ze maar wist dat hij haar niet van zich afstootte ; als hij haar maar ééns zou kussen, zacht en