xor
een innige smart, die haar heel even pijnde zonder wrangheid toch.
O ! zij zou alles voor hem willen doen, zich offeren, offeren, en vooral verbergen haar liefde, als ze sterk bleef, heel sterk.
Maar wat voelde Maurice hiervan ? : Kon hij twee vrouwen tegelijk liefhebben ? Was dat al niet dadelijk de vlammende dwaasheid van haar kranke ziel ?.. .. En toch vroeg ze zich telkens weer, of dat onmogelijk was, of hij ook van haar naast Louise niet innig houden kon. Zoo dacht zij,.... maar wat zou de fiere, stille Louis zeggen ? Hoe zou ze op haar neerzien ! Hoe zou ze haar met smaad striemen nu ze haar zag als 'n zwakke karakterlooze vrouw, vernield en ondergaand in slechte hartstochten.
Om die minachting van Louise alleen al te ontkomen, zou ze voor eeuwig haar eigen liefde verbergen. Die minachting zou ze niet kunnen verdragen, 't Zou 'r gek maken van smart. Want hoe innig lief had ze zelf die bleeke, stille voorname Louise niet ? Zou zij die nu smarten met haar waanzin verlangens ? Met welk een hoon zou Maurice zélf haar ontvangen als zij die liefde zou uitspreken, zij, vróuw, móéder.
Dat pijnigde haar nog 't meest. Ze had nooit begrepen wat Maurice eigenlijk voor haar voelde. Had hij alleen meelij met haar ? Dan zou zij zich op verontwaardigde wijze verzetten met trotsche kracht, zooals hij haar nog nooit gezien had. Dan, zou ze hem ook niet meer willen zien, nooit meer. Dan zou ze haar liefde verbergen in den duisteren hoek van haar smart, en Maurice niet meer onder de oogen komen.
Maar dadelijk spotte het in 'r na, dat ze zoo iets toch nooit zou volhouden, dat ze zou verkwijnen als ze 'm niet meer zien kon, of krankzinnig worden.
Ze wist wel dat ze mooi was Flora, heel mooi met de blonde haren als vlammen goud, met de wonder-grijze, lokkende oogen, en zoo rank wel als Louise. Ze had zich in haar huwelijk nooit zoo verzorgd als de laatste maanden. — Van middag had ze nog een uur langer voor haar kaptafel gestaan en zich in de spiegelkast bekeken, heel zorgzaam, en iedere