93
soms zwoele, nerveuze, melancholische vrouw-ryping, waaruit telkens haar grillige en innerlijke onzekerheid ontstaat, is een Couperus-palet noodig. Vergelijk de nachtelijke weg-loop-scène van Martine met een gelijksoortige van Eline Vere, en ge komt dadelijk tot de conclusie, dat Couperus van Eline iedere handeling, de abnormaalste en angstaanjagendste zal kunnen brengen tot werkelijkheids-leven, dat Schürmann niet verder komt dan tot onreëele fantasterij. Met Couperus-palet bedoel ik niet een navolging van de Couperus-psychologie, maar een zóó verfijnd en een zóó diep de vrouwpsyche inlevend sensitivisme dat de stijl zélf, als een spiegel ademaanslag, de kleinste fluctuatie van het innerlijk vangt, dat de geringste stemmings-wisseling tot haar recht komt, niet declamatorisch en suggestief-opdringerig door het woord van den schrijver, maar door de zielsontledingen van iedere zielsstemming zélve.
En als dan in zóó een wonderlicht van subtiele analyse deze vrouw-grilligheid klaar doorschenen staat, dat we ieder roersel van passie, verlangen of drang zien trillen als ware er een galvanische stroom over zenuwen en spieren heen gesidderd, dkn eerst hebben we een vrouweziel gebeeld. Het hoog delicate in de uitbeelding van dit meisjesleven ontbreekt juist, het eenige dat het leven had kunnen geven. Zou de hand die een zoo grove stof als de Berkelmansche bewerkt, en soms meesterlijk bewerkt, ook de teedere plooien en ragfijne schulpingtjes in gebloemd neteldoek kunnen vouwen ? Ik geloof 't wel, maar nü nog lang niet.
IV.
Nog iets. De artisticiteit door Schürmann gesteld tegenover de prachtige-breede, burgerlijke, maar op