92
listischen grondregel. Ik, die veel meer voor Balzac voel dan voor Zola, in de hoogere psychologie der menschen-karakteristiek, zou dien grondregel niet willen aanvaarden. Maar als ze aanvaard wordt en ze leidt tot creaties als de oude Berkelman, dan heb ik er dadelijk vrede mee. Berkelman wordt alleen zwakker gebeeld als. hij reageert op de uitingen van zijn kinderen. Zijn dochter Martine heeft Schiirmann voor mij niet tot een levende vrouweziel gemaakt. Wel zijn er in de beschrijving van haar innerlijk mooie dingen, soms zeer fijne gevoeligheden, maar die zouden ook geheel vervrouwelijkt Schiirmann kunnen zijn. Martine als in eigen gedachten en liefde-be-dwelming vereenzaamde meisjesziel leeft nergens voor mij. Evenmin leven Karei, Albert, Stevens, Ghristine, Tine, Van Okkeren, Meyer, Van Vlaanderen enz. Deze menschen herken ik niet aan hun stem, hun gang, hun gebaar en gestalte als ze verschijnen en spreken. Ze zijn wel soms aardig getypeerd, maar ze zijn niet vastvormig en van eigen psychologische structuur. Door de Berkelmansche creatie gaat een monumentale lijn. Ik zie hem op zijn slaapkamer. Ik hoor hem zuchten en rekenen. O! ontroerend! Ik zie hem voor zijn boeken; ik volg hem in zijn wilde smart. Ik zie hem bijna voortdurend, wijl hij leeft, ademt, spreekt vlak vóór, vlak langs mijn gezicht. Soms schrik ik voor zijn komst, zooals ik schrik voor ruischende vlammen, die plots uit 'n haard op mij aftongen. Maar Martine blijft 'n schim en dikwijls zóó bezwaard met valsche psychologie en Schürmann-sche filosophie, dat ze zelfs als schim niet meer gezien kan worden. Om zulk een teedere, zwakke en mijmerzieke ziel ook te omvatten moest Schiirmann's talent wel tienmaal veelzijdiger zijn. Voor de karak-terteekening van een zieltje als Martine, in haar