87
gebracht door de puibalken te doen ■wegnemen en de eerste verdiepingen van de woonhuizen bij de winkels te breken, •waardoor er gebouwen waren, ■waarvan de beneden verdieping even hoog was als het bovenstel.
Een genoeglijk stijltje niet waar! Zoo gemoedelijk, zoo gewoontjes, nee maar daar kan nou iedereen wel bij! Ja lezers I Dat lapt nou eens een man uit de woordkunst-generatie geboren, die lak heeft aan alle woordkunst-makerij I Dat is sobere eenvoud, zijn geen wirwarzinnen, geen adjectieven-opstapeling, geen koe-tjes-met-den-rug-naar-den-slootkant-woord-glanzingen, maar eenvoud, zoo eenvoudig dat ge een aannemers-verslag meent te lezen. Ik vraag u in gemoede, is dat beschrijvingskunst ? Moeten we daar de uitdrukking van persoonlijk plastisch gevoel in zoeken ? Is hiér gezocht naar den diepsten klank van 't woord, den schoonsten schok van emotie die tot beelding drong? Moeten we uit dat aannemers-proza de visie op een stad als Botterdam evoceeren?
In deze stukjesbeschrijving leeft niets dan de dorre, platte, geheel stijl- en aandoeninglooze waarneming: de waarneming zonder 'n trillertje ontroering. Ontleden ? — Eerste staal dan!
In de bocht van de straat, vroeg nog, sjouwden de kerels met balen tabak. Krijgen we nu iets plastisch te zien van dien zwoeg-sjouw, hoe kort ook de visie en 't beeldende gevoel van den schrijver saamvattend? Nergens I Zwarte merken staan op de pakken! Jonge jonge hoe die vent alles merkt zoo in de vroegte! Dan worden ze naar boven geheschen ! Je zou zoo zeggen, dat is niks ongewoon mensch, ja maar door een stevig bruin paard I Tjonge tjonge! Ja, dat loopt gedurig een zestal huizen ver, tot 't pak bijna de katrol raakt! Heere mttijdl stel je reis voor, dat terwijl 't stevig bruin paard een