80
iemand anders, en straks zal hy verschijnen als even z'n naam maar gelispeld wordt.
De Berkelmans geeft de geschiedenis van een rijk koopman, die er zichzelf geheel boven opgewerkt heeft. Berkelman is weduwnaar met kinderen. Hij heeft een prachtige zaak in een groote handelsstad, een magazijn van allerlei goederen ״waarin vrouwen van allerlei stand haar inkoopen deden." Ondanks zijn rijkdom voelt hij zich een eenvoudig burgerman, die met hoogdoenerij niets heeft uittestaan. In zijn koopmansschap vooral voelt hij zich zeer sterk, en voor hem bestaat er op de wereld niets anders dan zijn zaak. Toch is zijn ideaal zijn kinderen ieder 'n flink vermogen achter te laten, zoodat ze ónbezorgd kunnen leven. Maar toch is zijn handels-hartstocht zoo groot, dat hij zijn zaak niet wil zien verkwijnen als hij zelf er niet meer bij kan zijn. Maar met angst kijkt hij naar zijn kinderen. Zijn vrouw was de dochter van een makelaar Quarles geweest, die in deftige kringen verkeerde. De oude Quarles wou eerst z'n dochter niet geven aan 'n winkelier, een burgerman. Later moest hij zijn schoonvader na een bankroet steunen, bankroet dat door de roekeloosheid van diens artistiekerige kinderen was ontstaan. Van dien tijd haatte Berkelman artisten. Niet één had ooit naam gemaakt, alleen geld verslonden. Zijn vrouw eerbiedigde zijn afschuw, maar dacht er toch wel 'n beetje anders over. In zijn eigen kinderen bleek nu de Quarlesche artistiekerigheid zich opnieuw te openbaren. Zijn zoon Karei is ״sonnettist," ״maakt" soms drie sonnetten per dag. Maar zijn vader schopt hem achter de lapjes, achter het fluweel, het lint, de handschoenen, het trijpen, het linnen.
Maar Karei blijft als zakenman luilakken. Dan is er een zoon Maurice in Londen, een kunstschilder.