69
woord bevend leefde. Ik wil volstrekt niet beweren, dat deze werkwijze als levensuiting minder groot is, — ze beeft ook fijne bekoringen en een subtiel-geestelijke schoonheid, — maar minder compleet is zij stellig.
In deze critische studie heb ik gepoogd een richting in te gaan, die het zuiverst mijn gevoels- en geestesleven saamvat. Ik ben mij zeer bewust, dat ik afwijk van de idee, die de meerderheid der menschen van den aard eener ״critiek" er op na houden. Maar moet ik vrees voelen voor't inslaan van nieuwe wegen? Juist mijn sterk onbevredigd blijven bij het lezen der meeste uitvoerige critiek heeft mij op dit nieuwe pad gebracht. Ik heb mij veel afgevraagd en lang nagedacht.
Ik wil in een critiek de ziel van den besproken schrijver of kunstenaar laten voelen. In een critiek moet mj die ziel even scherp psychologisch g e b e e 1 d worden als in een roman. Ik wil ook de dramatische sentimenten zóo door de gebeurtenissen zien heen-schreiden, dat ik daaruit tafreelen zie groeien. Dat is pas critiek. Wat geeft mij een enkelvoudige, dorre analyse ? Ik wil dat gesproken wordt tot het Begrip, tot de Verbeelding, tot het Gevoel. Tot het Begrip, met de fijnste en hoogste vermogens van den geest, niet alleen de dialectisch-snerpende, de indringend-doorsnijdende, de vlijmend-fijne en uitvezelend-ontwarrende, maar ook de grootsch-omvattende, de epigrammatisch machtige, saamvattende werkingen van het hooge Intellect; tot de Verbeelding, met de rustige, bezonkene maar óvervloedend-verrukkelijke spelingen van de ziel, die toch alleen door innerlijksten drang in gang gezet, het hooge, gloeiende licht aan versten horizon van verlangens doen ontvlammen, als een hemelvuur