59
cirkelen de oude plunje boven hun verpolemiseerde-purperen aangezichten; Morley wordt overrend, weggeschoven uit den kring der intimiteit; en in de achterhoede de geleerde Möbius met den frenologi-schen durf der psychiaters in z'n oogen, den schedel van den armen Jean-Jacques in de hand. Het is een gedraaf en geren her en der. Maar ook de moderne critiek zegt niets afdoends. Want vader Faquet houdt niet van de groote ruiten in het reiscostuum van Morley, en Frederika Macdonald grijpt Grimm in den strot en al de vijanden van Eousseau jaagt ze door de donk're catacombe van haar haat en verachting.
Ik heb Eousseau nooit zóó levend voor mij gezien als na dit in-stukken-trekken van al zijn rechters. Het werd een ontroerend genot te luisteren naar al die critiek-stemmen. Ik las uitingen van haat en bewondering en brieven, waar nü nog de levende adem van reeds lang doode schrijvers overheen brandt.
Het zal een ieder groote geestelijke inspanning kosten, voor zijn eigen geweten een soort moreel scheidsgerecht te moeten vormen uit zóóveel elkaar hartstochtelijk-weersprekende oordeelvellingen. De historische lijn van dit leven uit, naar Eousseau's intiem bestaan is lang, en zigzagt soms in verblindende trillingen. De nu en dan aphroditische lyriek van Jean Jacques lijkt bijna een erotisch delirium, en voor een onstuimige zoo hévig, dat conclusies al te snel getrokken kunnen worden. Soms kost het maanden arbeid, eer men een halve pagina over 'n bepaalde feitengroep kan plaatsen. O! dat gewetenI Maar een zuiver leven is het verplicht aan de kunst