57
ieder ding van eenig belang een ״zaak" geworden. Daar is zijn breuk met madame De Warens, het tragische sterven van haar passie voor Rousseau; daar is zijn breuk met Grimm, met madame D'Epinay, met Diderot, met D'Alembert, met D'Houdetot en Saint-Lambert voor een innig deel; ook zijn breuk met madame la duchesse De Luxembourg. Daar is zijn kinderen-te-vondeling leggen; zijn vervolgingswaanzin. Daar zijn z'n liefdes-geschiedenissen; z'n eigen vervolgingen; z'n luidruchtig breken met Hume, den Engelschen wijsgeer. Zelfs zijn dood is een kwestie geworden. Want men spreekt van zelfmoord.
Een ontzaglijke bronnenstudie bleek noodig. Want over al deze „affaires" was enorm veel geschreven. Alleen over zijn waanzin reeds schrijven meer dan tien professoren en doktoren. Ik neem als voornaam-sten Kraft-Ebing, Möbius, Dr. Chatelain.
Over zijn verhouding tot madame D'Epinay bestaat een berg doorwrochte literatuur. Ik zal er ter zijner tijd mee voor den dag treden.
Alleen de bekentenis nü, dat men na het doorwerken van een zoo onstuimige bibliotheek, soms verleert te slikken. — En toch, hoe verrassend is het, na bestudeering en ontleding van zooveel geschrijf, en zooveel documenteel bronnen-materiaal, te ervaren dat je van al deze rechters en verdedigers afwijkt in oordeel, wijl beheerscht door een geheel ander gezicht op het diepere wezen van Rousseau.
III.
Maar buiten dat, wat groot genot geeft het dikwijls, kennis te maken met allerlei soort critische en aesthetisch-geschoolde vernuften uit 18de en 19de eeuw. Zelden vindt men iets grandioos van stijl en