56
moet zijn met de beoordeeling der gansche figuur. Rousseau narcotiseert je met de bedwelmende gevoeligheid van zijn ziel, die soms in zielerij ontaardt. — Nu wordt men in de Gonfessions vanzelf voor de groote gebeurtenissen en groote twisten van zijn leven geplaatst. Ik kwam tot de ervaring, dat mét de oplossing en behandeling van de reeks Rousseau-voorvallen men óók het diepste kern-wezen der 18de eeuw raakt; ten minste een zeer gewichtig deel van dit maatschappelijk bestaan doordringt, en dat men door de individualistische kwesties van Rousseau's moreele en geestelijke persoonlijkheid te ontleden, nog veel sterker dan er zónder, de gistende krachten van een toongevende groep achttiende-eeuwsche samen-levings-verschijnselen karakteriseert.
Van de Confessionsuit ging ik naar de geschriften van Rousseau's vijanden en vrienden. Ik ervoer, dat men tot heden toe, dus ook in de moderne critiek, over Rousseau op verbijsterend-tegenstrijdige wijze schrijft; dat één zijn nagedachtenis met verpletterende beschuldigingen belast, en anderen hem vrijspreken, vergoelijken, verdedigen of hoogelijk bewonderen.
Door één groep gehaat, geminacht, bespuwd, door een andere groep verheerlijkt en bewierookt. En dit «niet alleen in z ij n tijd, maar in ongeveer dezelfde verhoudingen doorgevoerd tot op ónzen dag.
Toen heb ik mij gedrongen gevoeld bijna alles over Rousseau te lezen, te ontleden en te vergelijken. Het voor en het tegen. Alleen een indringing in de voornaamste uitingen zijner bestrijders en bewonderaars kon mijn geweten eerst rust verschaffen en mij pas doen doordringen in de volledige menschelijkheid van Rousseau. Want in het leven van Rousseau is bijna