54
hem zelf tot een soort vrees-schuwe krankzinnigheid heeft gebracht.
literatuur-kritiek als scheppende arbeid.
II.
Rousseau heeft vooral ook als ménsch zeer luid gesproken in zijn eeuw. Op welke wijze nu de Confessions te ontleden en in deze analyse diep en grondig het karakter van een ademend wezen vast te leggen alle zich vertakkende geestes-verfljningen van zijn, voor een deel pathologisch-perverse natuur te doordringen, vooral de innerlijke werkingen van deze ingewikkelde menschenziel te bepalen, zónder diepe en betrouwbare kennis van den-ménsch-in-de-Gonfessions? Ik wilde mij niet laten verschalken door de roerende teederheid van Rousseau's zang'rige taal, door de neu-rieënde zachtheid van zijn week-lyrische ziel. Want hoe ernstiger men in hem doordringt en ook in de verstandelijk-analystische uitingen van dezen knetterenden geest, hoe grooter raadsel hij soms wordt.
Rousseau bleek voor ieder dikwijls een raadsel, ondanks de pijnlijke oprechtheid van zijn woord; voor zich-zelf niet het minst. De glibberige dooreenkron-kelingen van zijn dialectische denkers-eigenschappen, en zijn, op sommige punten buitengewoon verfijnd gewaarwordingsleven, de dooreenknooping van zijn ge-voels- en verstandsvermogens, scheppen een zeer bi-zondere ingewikkeldheid van innerlijke sentimentswerkingen in Rousseau, die de diepste en rustigste doorschouwing eischen.
Als Diderot je met zijn geest komt bezoeken, dan valt hij dadelijk voor je open als een prachtige dictio-