48
wellust geslagen. Daaronder, ónder deze brandend-coloristische uitgietingen lijdt soms het menschelyke van het verhaal. Dan ontstaat juist de branderige pronkerigheid, waarvan ik zoo straks schreef. Dan is alles geofferd aan de plastiek en de bewogene speel-glansingen van plastisch relief.
De zinnen zengt hij. Voorbeelden? Wel honderd. Maar ik kan ze niet geven. Lees het boek en voel den adembrand zeiven op u afkomen als uit een oord van ״kleurenprachtgeschetter."
Uit zijn hartstochtelijk styleer-verlangen ontstaat ook wel eens ergerlijke oud-Van Eedensche, Eeden-achtige taai-affectatie, gewrongenheid en een gedwongen statigheid van klank, die iets zalvends-galmend verecho'ot door 't oor!
De hier en daar gegeven epische beschrijvingen van gevechten lijken mij niet zoo doorgevoerd, dat ze zich losgewikkeld hebben uit 't studie-materiaal van den middeneeuwschen krijg. Het zijn geen fresco's waarop leven tegen leven zich doodkampt, en woestheid in woestheid te loor gaat. Soms ruikt men boekenstof tusschen het bloed der gesneuvelde lijfeigenen en muiters. Daartegenover staat, dat het gastmaal bij Kostijn prachtig is weergegeven en van groote, vaste realiteitskracht. Maar daarover zou nog veel te zeggen zijn.
De psychologie van Warhold lijkt soms wankel, onzeker, en van een zinnelijke ascetische dubbelslachtigheid, welke niet meer in de natuur van Warhold zelve tot verklaring komt, maar uit het gepassionneerde karakter van den schepper, zijn eigen apperceptie en levensgevoel is doorgebroken.
Er zijn verfijningen, gevoelszwenkingen en droome-rijen in Warhold, die wel een modern auteur over de schoonheid der middeneeuwen kan hebben onder-