24
dingen. Waar ik hier beter op kan ingaan, dat is op de uitleving van gevoelens die in Geertje heelemaal niet bestaan kunnen. Haar z.g. artistiekerige gewaarwordingen van dingen in en om haar heen die ■wél De Meester, nooit Geertje kon voelen, en ook de gave psychologie van haar vermoorden. Ik heb een groote lijst. Ik neem slechts 'n paar voorbeelden.
Geertje, het eenvoudige dorpsmeisje, natuurlijk geheel ongeoefend in in-beeldbrenging van haar gevoel, als ze dat gevoel zelfs elementair bezit, denkt op pag. 35: ״O! die Maandag, dat tanig-blond-bleeke gedrocht met z'n spitse magere kop met niks as haar dat niet gekamd was, die kop die aldoor maar, net of ie niet goed was vastgemaakt, nijdig lag heen en weer te schudden op dat doopvont van zijn schoft."
Ik cursiveer overal:
Op pag. 50 denkt Geertje: ״Wat 'n straat voor'n boekwinkel! hoe innig stakkerig om daar hier mee terecht te komen! In de heele straat brandden vier lantaarns en tusschen die enkele lichtknopjes in sufte ros-grijze nevel van eendre smalle deurtjes — en raampjes aan makke, nette goedkoope huisjes, waar nooit een spoor van leven uitkwam."
Ziedaar plastisch denksel van Geertje, het eenvoudige dorpsmeisje, in de leer bü haar literairen patroon De Meester.
Juist uit strak objectief, in het zuivere aandoeningsleven van de figuur-gehouden voelingen moét de echtheid van een psychologischen stijl blijken. Hier is De Meester aan 't woord, verdringt hij het gevoel van zijn figuur, plakt zijn gewaarwording als 'n blufferig vercierinkje op haar ziel. Zou dadelijk in Geertje zijn aangegeven 'n zeker begrip van plastiek en atmosfeer, men zou 't zich iets beter kunnen voorstellen dit gevoelsleven ; nü wordt alleen de psychologie verminkt.