14
diepst-geestlijk begeerende naturen van zijn tijd. Hij is rood als een vlam en gelijkertijd zwart als rook. Er kernt een mineraal-harde strakheid in zijn intellect en tegelijk ook is hij zanger. Zijn ziel is een kruitmijn, bang-saamgepakt van dreigende en springklare stoffen. En toch, droever in mineurtoon is er in de Engelsche taal wellicht nooit gezongen dan door hem. Zijn ernst is als een verschrikkelijke ramp. Mijnwerkerstronies verdwijnend in de nacht-zwarte schacht, zijn van een heiligen somberen ernst, waarbij ieder ding dat tot vroo-lijken levensklank kan lokken, een rilling wekt. Die ernst, bijbelsch en zwaar-van visioenairen zwaai, is ook in het donkere woordspel van Carlyle. Hij lijkt hard-hoofdig, goed! Maar zijn hardhoofdigheid is stier-sterk, onverpletbaar en van een doelbewuste duwkracht. Hij is dreigend met zijn geest als een stormlucht en fel als weerlichtzwaarden schieten vonkslag-ontstellend, zijn haat-woorden om hem heen. Dan weer is hij somber-droomerig als een bison, die in tropischen zonne-gloed staat te peinzen. Van ver zoo bekeken, lijken zijn oogen dan troebel en zwaar besluierd en dichtvallend haast van loome levensverzadiging. Maar dichterbij bestaard rent er een sombere angstigheid van opgejaagde droomerijen door zijn oogenlicht. Vol onrustige, kleursuizelende driften en hartstochten is die ziener-droomer, en soms donkert een klaaglijk gemurmel uit zijn mond, als van Jobsche eenzaamheidsklanken.
Al de wisselende stemmingen van den visioenairen dichter spelen een woest schoonheidsspel met zijn illusies en idealen. Maar wordt de moralist in hem levend, de hardnekkige, oud-calvinistische, vloeken-uit-stortende, zegen-rondstrooiende geloofs-apostel, dan is zijn troebele droomwereld weggesmolten in de kernige