10
vogel zong, vrij en ongedwongen, niets wetende van de smarten van anderen. Volstrekt niet. Zoo is het met geen mensch. Hoe kan iemand ooit komen van het stroopen van herten tot het schrijven van zulke tragedies, en geen smarten ontmoeten onderweg ? Of nog beter. Hoe zou een man een Hamlet, een Coriolanus, een Macbeth en zoo menig lijdend heldenhart kunnen schetsen, indien zijn eigen heldenhart nooit had geleden? En merk nu op, in tegenstelling daarmede, zijn opgeruimdheid, zijn gullen lach. Men zou zeggen dat hjj in geen opzicht overdrijft dan in het lachen. Vurige berispingen, woorden die ,steken en branden worden in Shakespeare gevonden, maar hjj blijft altijd binnen de perken; hij toont zich nooit zooals Johnson het zou uitdrukken: een buitengewoon ״goedehater." Maar zijn lachen schijnt als een waterstroom uit zijn hart te vloeien, hij hoopt alle belachelijke bijnamen op het mikpunt, waarmee hij gekscheert, solt met hem op alle mogelijke wijzen, men zou zeggen dat hij met zijn gansche hart lacht. En al is het niet altijd de fijnste, het is altijd een goedhartige lach."
II.
Uit deze woorden leert men ook den man Garlyle kennen. In een kort bestek is het niet mogelijk, het zeer gecompliceerde en toch zoo breed-robuste, zware, galmende en donker-dreigend, driftige wezen van Garlyle te karakteriseeren, noch te ontleden. Ik zal dus hier in hem doordringen, met bewustzijn dat het nog veel completer moet. Garlyle is een woeste bard, een Schot 1 Ik sta in zeer vele opzichten diametraal tegenover zijn uitingen, zijn waardeeringen, beschouwingen en schoonheids-begeerten en toch vind ik hem een der stronkigste en bonkigste, hartigste en