101
zelf opvoert en suggereert tot 't schrijven van een voortdurende stemmingskunst.
Dit gansche schetsje lijkt zelve wel een van héél vér aanruischende muziek, ergens ópzingend uit 'n heel oud instrument.
Een groote fout in dit stukje is er echter; Dr. Ale-trino laat den dokter in dit schetsje zelf spreken, vertellen. Stel je nuchter voor, dat iemand aldus lyrisch spreekt, onder den wandel, tot 'n paar vrienden:
״De donker gesiepelde modder-bruining van de chaussée lag in wijd-buigende kromming leeg uit naar de vage vierkanting van het kleine spoorwegstation met de laag-hoekende loodsen, waarachter de bergen verder weken, grijze gedekt in verren opstand door den dichten regenmist" enz.
Te gek toch om van te praten 1 Op die manier kan 't gebeurtenisje van 'n muggesteek 'n tragedie met melodramatischen ondergrond worden. Iedereen voelt wel, wat echter de bedoeling is. 't Moet meer 'n mijmerij dan 'n vertellen zijn. Maar waarom dan niet dadelijk maar het verhaal zoo geconcipieerd, dat de schrijver zijn figuur in zelfmijmerij zich laat uiten, zonder zelf-vertelling ? Nu heeft dat vertellen, als gespreks-mogelijkheid een ridikuul karakter. Zoo lyrisch, zoo fijn beeldend, zoo zinnen-rangschikkend en rhythmiek-beheerschend spreken, verhalen, kan geen sterveling. Dat is de fijn-gesponnen, weer en weer overgewerkte arbeid van een schrijver. Dat is in diepste bezinning, in groote kamer- of nachtstilte geschreven; dat is de uiting van iemand, die heel lang zoo'n zang in zich voorbereid heeft, en daarom wordt 't zoo grof-belachelijk, 't ons voor te stellen als 'n improviseerend vertellen van een dokter, zoo maar aan z'n vrienden.