7
ook buiten hun veldheerstalent; wat Turenne zegt is vol schranderheid en goede luim, gelijk de gezegden van Samuel Johnson. Het groote hart, het heldere, diepziende oog, daar ligt het in. Nooit kan een man, wie ook en op welk gebied ook, slagen zonder het genoemde. Petrarca en Boccaccio kweten zich naar het scheen zeer goed van diplomatische zendingen; men kan dat gemakkelijk aannemen; zij hadden nog wel moeilijker dingen gedaan 1 Burns, een begaafd lyrisch dichter, had een nog beter Mirabeau kunnen zijn. Een Shakespeare, — men weet niet wat hij had kunnen wezen, in den allerhoogsten graad. —"
Over Dante's portret, door Giotto waarschijnlijk geschilderd, zegt hij dit gevoelige en fijne:
„Voor mij is het een zeer roerend gelaat, misschien van alle die ik ken het roerendst. Daar is het, alsof het op de ledige ruimte geschilderd ware, omwonden met den eenvoudigen lauwerkrans; het spreekt van onsterfelijke smart en onsterfelijk leed, en van het bewustzijn te hebben overwonnen, hetgeen ook onsterfelijk is — de gansche geschiedenis van Dante is er in te lezen. Ik geloof, dat het 't droevigst gelaat is, dat ooit naar het leven is geschilderd, een tragisch, hartroerend gelaat. Er is als grondslag in de zachtheid, teederheid en lieve aanhankelijkheid van het kind, maar dit alles is als vastgevroren tot scherpe tegenspraak, zelfverloochening, afzondering en trotsche, hopelooze smart. Een zachte, etherische ziel, die zoo streng, onverbiddelijk en grimmig afbijtend rondziet, als ware zij gevangen tusschen dikke ijslagen. Met dat al is het een stille, minachtende smart; de lip is opgetrokken in een soort van goddelijke verachting voor datgene, wat zijn hart verteert; alsof het toch maar een lage, onbeteekenende zaak was; alsof hij, die er door gefolterd, gemarteld werd, toch de sterkere