63
dezen machtigen ploeteraar, — veel meer man van diepe en oorspronkelijke vakstudie dan hij en anderen, — vergeleek met de zorgeloos-losbandige studenten, steenrijke pietschoppers, die overal aanmatigend, door maatschappelijken rang en stand gesteund, bestiaal, in en buiten sociëteits-leven plaats en ruimte opedschten; die met wijnschuim op de stotterende tong, parasiteerden op Papa's duiten; die met een afstootelijk air, vaak smoorzat, zich allermalst de meerderen voelden van novieten, varkens, spoelhonden, nihilisten en nooddruftigen als Dogger; als Dogger, in naargeestige eenzaamheid zich door zijn gebrek afzonderend, aan den pin!k knapper dan zij aan het heele doorgeurd en gebaad lichaam, op een Dies Natalis van het A. S. C. bepronkt met linten en ׳kwasten.
Henk Dogger, met zijn snijdend-psychologisch en zijn, soms huiveringwekkend-menschikundig inzicht; die bij improvisaties vaak een bedwelmend-beeldende en lyrische kracht openbaarde; Dogger, die oneindig meer begreep en verwerkte van wetenschapstudie en leven dan al de schelle baretten-snobs tezaam, met hun verkwistende en luidruchtige liefhebberijen, — mócht niet het loodje leggen in een kil-tragischen, materiéélen strijd-om-het-bestaan.
Uriël, zonder den geringsten ophef of neerbuigende vriendelijkheid-van-beschermer, verzorgde toen allereerst Dogger een goéd pension en tegelijk schonk hij zijn studiemakker, uit eigen middelen, een vasten steun, waardoor Dogger aan allerlei afbeulende bijbaantjes te ontspringen wist. Tevens had Uriël bij stille goeddoeners als Jonas Fontein, omzichtig, zonder Dogger een oogenblik prijs te geven aan neerdrukkende en opgeblazen philantropie, een soort van studiebeurs bijeengebracht. Dogger, zonder de geringste kruiperige dankbaarheid, bloeide van innerlijk geluk. Want hij beminde het leven in zijn diepe heer