49
niet bedompt onder stoelen of banken steken. Zij mochten voor zijn part, al naar persoonlijke beleving, als luidruchtige volksvischventers, Mahler verheerlijken of allerbelabberst in mootjes snijden; zij mochten Beethoven een ouden-zeur-met-een-pot-geranium-voor-den-neus noemen, een duf-senielen na-zaniker-van-zichzelf, of hem als grootsten muziek-mysticus binnenhalen; zij mochten schreeuwen en radbraken, het oude ontrukken, het moderne voorzien van medailles en insignes,... dat alles kon hem kwetsen noch verheugen. Maar hysterisch-boosaardige schimp op religie zou Uriël onverzoenlijk vertrappen...
Toch hield Uriël van velen dier vlam-vurige, sarcastische jeugdgeuzen, onvergelijkelijke wilsfiguren vol brandende illusiën, vol wreed-zakelijke visioenen en tartend-uitspattenden humor. Toch leefde hij onder die grillig-stoute phantasten en soms sterk-gesloten geesten, voetstoots en ziedend saamgegtroeid met hypermoderne techniek, spannend mee. Toch bekoorde hem hun geheimzinnig geestelijk woelen en omwroeten van verdorde dogma's, van verslapte, erotische verbeelding en verarmlijkte gedachten, uitermate. Zij geleken, hoe verschillend ook van richting en levensaanschouwing, Uriël vaak koene betasters van de doorruischte ruimte, nauwelijks meer gebonden aan zwaartekracht ׳en natuurwetten. Zij geleken hem schepselen, die vroegere, halfbovenzin-lijlke voelorganen verwisselden voor angstwekkend-geoompliceerde constructie-instrumenten en als kant-en-klaar-geboren ontdekkers van nieuwe dimensiën opdoken uit 'het mysterie der Wording. Zij schenen hem onverschrokken aantijgers van het nijpend-absolute toe; aantijgers, die de blauwe oneindigheid nieit meer als buitenaardsche bezwervers van het goddelijke, maar als stoute createurs, als techniek-
4
Menschenharten.