42
Amin, dat wist zij! Maar ook, dat zij hem met deze daad van binnen heelemaal zou verblinden, vergruizelen, ondanks zijn geloofs-blijhartigheid en godsvruchtige vervoeringen. Josua, die zachtmoedige, onderworpene man, zou uit zijn diepst-gewond innerlijk haar vervloeken of ongenaaklijk in zijn gebeden, van Rebecca afsterven. Het zou een verwoesting, een oorlog worden in het gezin, tussahen kijfbroers, tus-schen rampzaligen vader en zijn eenige, opstandige dochter. Hij zou haar misschien het huis uitdrijven en Widdoeï over haar zeggen, al ging hij snikkend het Opperwezen om kracht en moed smeeken. Bij die bewustwording, in teederst meelij en overvol van hart, schrok Rebecca op! Wie zou zich, in vaders droef-kreunend smeekbidden, bekommeren om hem e!n het huishouden? Wie zou vreesachtig en stil vadertje beschermen tegen haat-uitvallen, tegen minachting van zoons en schimpende mishandeling van Sem Bullebak? Wiezou zijn schrikstemvan jammerhooren aanzwellen? Wie zou hem verzorgen, koesteren, als hij kranik neerlag? Tante Truddie, met haar duizend mondjes? Die kon alleen konkelend zichzelf in meelij behuilen en bidden alsof zij iets slurpte. Wie zou vader's zalige feestdagen optooien, zijn Sabbath-avond meevieren, mee-heiligen en het vrome licht zegenen? Hoe doorscheurd van smairt en pijn-verkrompen zou hij, op Rosh-Haschanah, Abienoe Malkenoe aanroepen!... Had zij hem niet pas over zwakzieligen Bram, onver-getelijk-stil en voor zich heen hooren mompelen:
— Alles,... alles scheurt eens van mekaar... Alles, alles op aarde laat los... Eens zal de zwaarste dwarsbalk vermolmen...
En hoe zou orthodoxe vader den Grooten Verzoendag kermend verkruipen en beschaamd, voor God
weigeren te verschijnen, nu zijn Rebecca...... Ach,
neen,... zij kon het niet eens uitspreken! Wie zou zijn
Widdoei: doodsgebed. — Rosh-Hashana: Nieuwjaar, — Abienoe Malkenoe: Onze Vader, onze Koning.