26
met wat oude planken, ook een kwastje kalken en langs de muurkuilen heen, een beetje behangen. Daar nestelde Rebecca, 's nachts althans, van gezin en nieuwsgierig-glurende overburen verlost. Dennie knutselde zelfs een electrisch lichtje tegen het tuit-gevelig-schuine muurtje. Een engellief glimlachje was zijn loon. Hij kuchte en kleurde.
Er stond een vuurhouten tafeltje met eenig beschadigd waschgerei, van stalletjes op het Waterlooplein. Rebecca's trapnaaimachine werd er ook geborgen; een ouderwetsch meubelstuk, — nog van moeder, — dat Rebecca met verteederde eerbiedszorg angstig bewaakte en ook weieens schichtig kuste, zooals een priester den altaarsteen. Er pronkten zelfs, tusschen het waschgerei, een paar flaconnetjes. Eén slank fleschje met lavendelwater, schaarsch geschenk van Jaap, toen hij bij een stads-kampioenschap de ,,gouwe plak" inpikte. Rebecca was er kinderlijk-verzot op. Ook dat flaconnetje beschermde zij als een antieke amphora.
In het keukentje, waar het tienkaarsen-ballonnet je vlekkerig licht schemerde over bruinoker-gebrand gootsteen-muurtje, stoomde borrelend kookwater met een sneersch heet gilletje telkens. Buiten toeterde een auto. Het klonk kort, als het geroep van een klaag-bazuin. Hoe gek liep toch alles... Éérst de schrik met Sem, om zijn boosaardigen spot. Een pijlspits in haar hart. Toen vader's pruilende argwaan, zijn vrees, onrust en zijn zwijgend-ontdaan wijken voor de schreeuwers. Kon zij zich, in haar onbevangenheid, toch door iets verraden hebben? Rebecca wou naar kniples gaan, dichtbij in de buurt, had zij tegen Moos en Bram zoo terloops losgelaten. Zou de juffrouw-van-de-kniples soms aan de trap geweest zijn, toen vader alweer thuis was?
Gouwe plak; medaille, eerste prijs.