18
tende, mooie volkskind? Voila,... Rebecca had voor niets belangstelling! Zij vroeg niet naar zijn moeder, niet naar zijn zusters, niet naar zijn vader of zijn broer. Zij vroeg niet naar wat hij zelf deed; zelfs niet waar hij woonde. Een doodgewoon, heel knap, onopgevoed Jodinnetje, zwijgzaam, onbeschaafd-verlegen,... met geen greintje jeugd-onstuimigheid; van alle instinct verstoken. Gauw uitblusschen het wit-felle vuurtje...
Rebecca verzocht llriël heel benard, klemmend, bijna beschaamd of hij niemand, niémand iets wou vertellen van hun ontmoeting en hun heimelijk saamzijn. Nu werd haar blik hem weer een stralende bedwelming. Onstilbaar heimwee droomde in die zacht-hartstochtelijke oogen. Dat leek toch heelemaal oostersch, maar nergens zwoel of sentimenteel, en heelemaal van de aarde af. En die wonderlijk-rijzige gestalte, die echte zweefdans in haar stap... en dat kuisch-schuwe van het ongerepte meisje in al haar gebaren... Neen, neen, hij voelde zich gebiologeerd. Dat was niet alleen maar een doodgewoon mooi Jodinnetje, zonder bontheid en luidruchtigheid. Zijn koppige drift had iets in hem opgehitst: mal krachtsbewustzijn, al een héélen baas zich te voelen in oordeel over meisjes-karakters. Onontwarbaar bleef hem alles.
De avond om hem heen verging.
Een trillende groene trechter van duisternis zoog Uriël op. De ruimte zong; of was het zijn hart? Hij zag alléén Rebecca's gelaat, heel sereen, heel edel en telkens, bij lantaarnlicht, die goudbruine staaroogen en den droom erin, den wijden, geheimzinnigen droom.
Inbeelding?... Hij wilde wat vragen van haar vader, dien Uriël zoo bewonderde om zijn onbegrijpelijke karakterkracht, nu oom Josua al een kwarteeuw den