geworden, door eigen diep, geestelijk indringen in de gansche menschelijk-heid daarvan, maar een historisch-aanvaarde, vervalschte en onechte verrukking, die in geestelijke nabootsing en vooze opwinding vooral haar vitale stuwingen ontvangt. Ze bufferen tusschen opschroeving en imitatie-zucht en dat doet het bewonderende biggetjes-gekrijsch leven. De wézenlijke grootheid van het genie dat bekraaid wordt, kent men niet, en zijn verborgenste en diepste eigenschappen evenmin. Men verneemt het uit de gruwelijke dom- en grofheden, die tusschen cliché-uitroepen van verrukking, zoo ongecontroleerd hen den mond uitstrompelen. Hun artistiek gezichtsbedrog doet hen knipoogen van inspanning en toch,... overgenomen opwinding verklapt zich dadelijk in haar zure grimassen, als met zekere klem verdiéping van aesthetisch oordeel wordt geeischt door kenners en doordringers. Verfijnd genot schenkt het dan ook, in
»
12