dwingeland en om de kwellingen van zijn inpomp-methode, maar Ludwig had méér noodig. Niet alleen een moeder met schoon-gestreken mutsje en heldere lintjes, een moeder die vaak weende, doch vooral geestelijke opwekking, die hij later zoo zegenend-innig vond bij de Von Breunings.
De vernuftig bedocumenteeldelezer zal nog vragen, of die moeder-tranen aangegeven staan als waarlijk gestort, en biographisch-smetteloos geboekt bij Thayer b. v. Neen lezer, geen traan. Aan die biographische gember zult ge niet snoepen. En nu meent ge dat mijn woord, mijn nuanceering, dus psychologische phantasie is. Toch krijgt uw aanschouwingskracht een deuk. Want waarop is zuiverder te projecteeren dan op een algemeen-menschelijke levenswet? Vrouw van Beethoven heeft geleefd. Ik heb haar wezen gezien en in die jeugdjaren van Ludwig vooral, zooals ik mijn eigene moeder zie in klaarste herinnering. Voor de scheppende phantasie bestaan er geen
72