stellen als een hardvochtige, drankzuchtige, tyrannieke natuur, lijkt zoeken naar dramatischrelief; demoeder voor te stellen als een-en-al zachte, fijne, weeke en stille goedheid, lijkt sentimenteel. Toch zijn in waarheid zóó de verhoudingen, waaronder Ludwig's jeugd-leven zich ontwikkelde, geweest. Moeder van Beethoven leefde in de schaduw der dingen. Ze kende alleen moedervreugd, maar ook die bedreigd en verduisterd door de smart der tergende zorgen. Haar goedhartige weekheid tegenover al de kinderen verzwakte haar overmacht op den huisvader, want anders had ze dien nooit, ter bijverdienste, een wijnhandeltje laten beginnen, een droeve ironie op zijn drank-hartstocht. Juist wijl zij kracht miste, steeg zijn ongebreidelde ploerterij. En al liefkoosde ze den afgebeulden Ludwig ook na ieder zot geraas, inwendig moést het knaapje vereenzamen en al heel jong, iets in zich zien doodbloeden. Zij schreide om Johann, den
71