klavier-syntaxe, vingeroefeningen, onder het al sterker aanscherpende toezicht van den hardzieligen vader.
O! dat jongetje wou zélf wel spelen, zélf wel grijpen in dat mooie toetsen-gebit, wou zélf wel het vioolhalsje streel en, het instrumentje bespelen met de lenig-fijne kindervingertjes, — de lévende drang immers van zijn onbewust genie, dat uit de spelonkdiepte van het geniale, telkens weer zijn licht uitschoot, de vreemde drang die dat kinderhart deed zwellen en kloppen, hem angstige ontroering en bedwelming in het hoofd joeg, — doch déze spontane bevliegingen schiepen geen virtuoosje a la Mozart. En naar dit creatuurtje keek vader Johann gretiglijk uit. Dan maar den soms weerspannigen knaap onder heftige bedreigingen naar zijn speel-bankje geduwd, geprest, desnoods geranseld en met den stok lust in-getimmerd. De moeder, verslagen, misschien met wat vlak-zoete streel-woordjes er tegenin, om de levens-
57