vader van Ludwig het kind-genie, was door saamgeknoopte bemoeiingen van den ouden zanger, den grootvader, als tenor bij de keurvorstelijke kapel aangesteld. Hij trouwde met Maria Magdalena Keverich, een piepjong weeuwtje van een keurvorstelijken kok, zijzelf dochter van een keurvorstelijken kamerdienaar. Het bleef alles dus zeer keurvorstelijk. Johann van Beethoven, die slechts een armzalig jaarloontje beurde, dronk; misschien wel eerst uit baloorigheid en zorgen, later stellig uit drang en aangehitten hartstocht. Hij was een barsche, brute, zonderling verbitterde ziel, gramstorig en onbeheerscht in driften, malcontent, hebzuchtig, slordig en woelig-onrustig van leven. Toch had hij dra gespeurd dat onder zijn jongens, Ludwig vreemd en schuw-gevoelig naar de klanken trok. Hoe zou dit ook ooit anders hebben kunnen gaan? De eerste onbewuste openbaring van het kind-genie, de spanning die den drang schiep. Heer-
51