colporteur. Van een innig, maar smartelijk mislukt liefdes-gebeuren berekent hij de kantelings-punten, ontwrichtend legende en romantiek als een slotenmaker het geheimslot van een antieke poort. De driftbloedhonden van Beethoven's grimmigste natuur besnuffelt hij angstiglijk, prijslijst nochtans den vleierij-kost hun toegeworpen om te kalmeeren. De waereldruimte van Beethoven's zienersschap wil hij determineeren, door te zoeken in geheime bureaulaadjes naar de afgesleten brilleglazen die den meester hielpen kijken. En Beethoven's uitkraterende passies doen hem naar vulcanische asch-uitwerping zoeken, om diepte en duur van die hartstochten te begluren. Het is alles versnipperd, verpoeierd, be-catalogi-seerd en met den muffen geur van burgerlijke-stand-kadasters besprenkeld. Hij geeft u wel den heelen man, maar in honderdduizend brokjes. Wat laat hij ons b.v. zien van twee typen in Beethoven's onmiddellijke
38