kings-instinct, het gewaagd heeft over de, met lot en leven titanisch-worste-lende ziel van Beethoven te schrijven. Het is van een bepeuterende onsamenhangendheid en een critiek-looze leegheid die ergert. En toch wil men den eenvoudigen man innig danken, hem, die met zooveel goeden wil alles naspeurde en begluurde met zijn vliegen-oogjes.
Maar ook Thayer, buiten een zekere grimmige, kleine, spelden-prikkerige ironie en iets nuchter-stekeligs, documenteel-drachtigs, is van een duldelooze, wijdloopige onbelangrijkheid. De diepste intuïtieve indringing in de hevige of teedere gemoeds-ontroeringenvanBeethoven overstrooit hij met het zand der feitjes. Er is geen evenredigheid, geen saambinding van deelen, geen hoogere stylistische eenheidsgroepeering en geen léven! Op het mes van een guillotine-droefnis toont hij de ingeroeste bloedvlekjes en praat met de dorre uitleg-stem van een historisch
3
37