zij voelen toch zoo ״overweldigend" Beethoven's verhevenheid, heerlijkheid, grootschheid van hart, vroomheid van ziel? Wat is dan de kern van hun aanbidding, als zij het slot der „Negende" slechts hooren als een instrumentaal-vocaal wonder van compositie, en er niet sidderend in begrijpen den ideëelen drang van een geweldige menschenziel, die wil dat alle menschen ware broeders zullen zijn; als zij niet voelen branden op hun gezichten het vlammenvuur van zijn revolutionnaire geestdrift en zijn volks-hartstochtelijke waereld-omarming ? Want daarin leeft wel de hoogste manifestatie van het genie Beethoven, dat ook hij voelde: zonder ménschelijkheid en goedheid onder de menschen is alle kunst verdoemd.
Ziekelijke verafgoding van Beethoven acht ik een krenking van zijn ménschelijk genie. Beethoven was een aardsch mensch, en daarom is het reine waanzin hem in zijn schoone
2
21