83 HERMAN HEYERMANS.
derenswaardige, vlugge geest is altijd rapper nog dan zijn schrijvende handen, al openbaart zich in zijn arbeid een drang naar tendens en een dogmatische vastlegging van maatschappelijke beginselen, die hem wel eens. over socialistische kunst deden spreken als een vurig Calvinist over.... christelijke wiskunde, — wanneer hij zich losrukt van het verstandelijk-vooropgestelde; zijn sentimenten van haat, minachting, zijn ironie en geeselenden spot onbelemmerd laat werken en hij stelt de kalebaspitten-rijgerij der schoonheidshongerigen aan de kaak, en al het geknutsel in moraal en kunst, dan wordt hij onweerstaanbaar. Men voelt de tanden van een fijn zaagje pijnlijker en smartelijker door het vleesch snijden dan den lompen houw van een bijl. Het fijntandige zagen van zijn speelsch-satirisch vernuft min ik het meest, naast zijn intuitieve, ontzaglijke gevoeligheid. Vreemd, hoe innig deze niets-verbloe-mende realist toegelokt wordt naar het mystisch-pantheïstisch natuurgebeuren, hoe teeder het hoogere dichterheimwee door al zijn beschouwingen, zieningen en verbeeldingen heenzingt. Hij is een afgodisch beminnaar van het natuurbestaan in al zijn verschijningen. Het trillend staartje van een eenzaam vogeltje op de doode takken van een tengeren winterboom, kan zijn ziel verteederen tot het stilste en zoetste gemijmer over alles wat bestaat en ademt. Hij beleeft wonderlijk-ontroerd verre avondhemelen, starrenglans en het halflicht waarin de dingen soms verborgen staan.
Breng hem een losse bloem, een Bouddhabeeldje en een menschenziel, en hij keert zijn hart naar de drie staten van verrukking om het diepste aanzijn dezer drie verschillende levens verschijningen te genieten. Terwijl hij, op tooneel en in romans, volop de smarten en angsten van het lijdende volk beeldt, voor hun rechten vecht en hun verdrukkers geeselt en hekelt, blijft hij toch de evenwichtige natuurziener, gevangen door den weemoed van het alom-tegenwoordige, onvatbare