HERMAN HEYERMANS. 8i
stukken als,.... — ״Halt, geef geen hap in mijn kolommetjes", weert de tooneelcriticus Van Bruggen af; ״blijf bij je literatuur". Maar mijn brave land-genooten, wie vermag in een gelegenheidskroniek, over zeshonderd schetsen en een stuk of vijf dikke romans, een weloverwogen oordeel uit te sprekén? En toch moet ik officieel spreken en ik hoor in de stalles den nar wrang grinniken.
Welnu dan, de huis- en werkvlijt van Heijermans is bijna ongeëvenaard. Als ik er niet was zou ze stellig ongeëvenaard zijn. Nu ben ik er, is ze het bijna! Geen Couperus, geen Emants, geen Kloos, Gorter, Streu-vels, Reijneke van Stuwe, De Meester, Robbers, Coenen, Netscher, waren ooit vruchtbaarder voortbrengers. Pen____en Herman zijn voor elkaar geboren. Met Trinette — och men geve mij een encyclo-paedie ten geschenke, ik zou dan met verbliiffende zekerheid onjuiste datums aanhalen — geloof ik opende hij zijn romanarbeid. Toen, wat later Kamertjeszonde, een roman met ingelaschte, echte juridische contracten; met voor- en nawoord aan- en opgevuld. Toen Diamantstad en daarna zeshonderd, — mijn hemel____wèl Excellentie,____Zijne Onverzettelijkheid, — Falkland-schetsen, door hem vaak zelf lichtelijk smalend broodwerk genoemd, maar stellig dan toch uit de luxebakkerij van zijn veelbeklant vernuft.
Ik herbegin officieel.
Diamantstad van Heyermans, roman in twee deelen, is geschreven in een periode van fel documenteel naturalisme,____toen de auteur.....
— Zwijg kerel, te taay, te taay!.... giert de nar om den hoek en grinnikt.
En ik ben er weer uit! Keuvelen, zoetkabbelend keuvelen op het speelsch-golvende lijntje der speel-sche conversatie. Welnu, de dwaas heeft gelijk. Ik wil u dadelijk verzekeren, niemand onzer is minder na-tu־ra-list dan Heyermans.
6