80 HERMAN HEYERMANS.
Hij meent het niet boos. Voorwaar, vijftig jaar leven is geen zak mispels. Vijftig zomers, vijftig lentes, winters en herfsten! Door hoeveel zon geschroeyd, door hoeveel modderplassen heengestapt. Daarom, ik ben het heelemaal niet met den nurkschen nar van zooeven eens, — .. diep, diep ontroerd zal de tooneei-schrijver op zijn korte, stevige, levensverzekerde bee-nen de planken betreden, en niet, gelijk de dwaas meent, zacht het feestgedruisch tegemoet glimlachen; eerder, een traan wegpinken, dan zich feestslachtoffer voelen. En duizenden zijner vereerders — we hebben een zaal om duizenden te herbergen broodnoodig! — zullen den gebenedijde van aangezicht tot aangezicht aanschouwen, ze zullen hun grooten menschen-schepper onder bloemen bedelven, nu hij in levenden lijve te verschijnen komt, en als een verrast en overrompeld kind op Sinterklaasavond, zal hij vóór het voetlicht zijn diepste aandoening onbeheerscht laten gaan waar ze heen wil. En de eerste tooneelschrijver zal buigen, de romanauteur een brok uit zijn keel wegkuchen, de schetsenontwerper zal gebluft rondkijken, de humorist bewogen spreken met een weeke onderworpenheid in de zachte stem____
Ja, maar de criticus----wringt plots de nar zijn
woorden weer er tusschen.....zal fijntjes ongemerkt
en van binnen lachen. Hij zal bedenken al den smaad over het hoofd van den spelleider uitgeworpen, al krijgt hij allicht onomwonden te verstaan, dat men voor alles hier tesaam is om den vijftigjarigen auteur te huldigen.
Ge bemerkt, achtenswaardige mevrouwen en mijn-heeren dat de nar geen boosaardig genoegen schept in zielskwellingen. Hij bakt reeds zoeter broodjes nu ik hem heb ingelicht over mijn taak. Want deze is vóór alles te schrijven over den romanauteur en verhaler en over zijn algemeene waarde.
Heyerman's grootste beteekenis bestaat in tooneel-