72 DE ZONDE IN HET DEFTIGE DORP.
ons geheel geopenbaard als de meest bekrompen onchristelijkheid van het zondebegrip zélve. En dat nog wel van een vrouw, die leeft neven den staf van een zieleherder. Naast haar teekende De Meester al de konkelende figuren van het dorp, konkelend met ״de zonde" van Dina. Een der meesterlijkste figuren uit dit boek is, alweer met een bijna wrange onpartijdigheid gegeven, de sluwe en argHstig-flemende moeder van Dina. Eenvoudig prachtig zooals deze vrouw in haar dubbelslachtigheid wordt opgevoerd in gesprekken en in zèlfgedachten. Tegenover den rijkdom onder wiens dak haar dochter viel, is ze belust, sluw belust op geldelijke voordeeltjes, nederig en onderworpen en gedwee als een geranselde hond. Ze kruipt en krimpt en wringt haar gestaltetje in allerlei vormen, om maar niet te mishagen en tot het uiterste er uit te halen, wat er uitgehaald kan worden. Zeer mooi is dit geschetst. Dit zou ik u eigenlijk met citaten moeten laten zien.
״Nederig wachtte moeder van Rooien tot mevrouw haar zou laten roepen.
Nederig zat ze op de punt van den stoel. De handen had zij kruiselings over elkander tegen de borst aangelegd, tegen den strakgespannen omslagdoek, welke, hare schouders afrondend, den smallen romp als verschuchterde; in droeven deemoed hing het hoofd scheef voorover onder het zwartwollen kapje van grof fabrieks-gebrei. Een enkele maal had zij als in ontroering met den rug der linkerhand onder-langs den neus geveegd en, of de aandoening haar te sterk werd, levendig het vleesch om den mond bewogen. Eens flitste even haar blik naar Mevrouw op en ook trok de mond, zich verbreedend, somsneer, waarbij de rimpels in het tanige, oude gelaat plotseling felle haken geleken"......
En dit:
״En vrouw van Rooien begon te schreien. Deze openbaring van droefheid had niet de verwachte uitwerking. De toon van Mevrouw bleef grootsch en hard.