TECHNISCHE PROBLEMEN. 26
den geleerde. De fijne opmerkingen en detailleeringen zullen gaan leven als de schrijver van het handboek zélf een in schoonheid-ademende ziel heeft. Hij kan, neen moét vooral met groote, oorspronkelijk-ontleedde voorbeelden en vergelijkingen werken, en ons laten voelen en zien, waardoor, waarin een echte dialoog bestaat. Hij kan den symbolischen dialoog, waarin de bedoeling van den schrijver soms in de beeldenkeus is neergelegd, bij Ibsen demonsteeren op exact-klare wijze. Hij kan den dialoog, zich in de persoonlijke ontroeringen van schrijvers eigen gemoed vergeestelijkend, als bij Adriaan van Oordt, en de zich tot vele verfijningen broos-styleerende samenspraken van Herman Teirlinck, in haar teederste verschillen aantoonen. Hij kan de logge en zwaar-geschoeide gesprekken van Zola en de oratorische dialoog-diktongigheid van de Balzac plaatsen naast de niet minder mislukte en de ongeïndividualiseerde beurtpraat van Couperus. Hij kan den valschen vernufts-dialoog van Cremer en van Van Maurik, den opvanger der typeerende uiterlijkheids-woordjes, vergelijken met den dramatischen dialoog van Heyermans en Hauptmann, en de mystieke saamspraak-lispelingen van den mistigen Maeterlinck met den toetsklank aantrillen van den Shakespeare'schen dialoog. En vooral met rijke voorbeelden demonstreeren hoezeer de groote Brit, telkens geheel onbeduidende menschen val-schelijk opsmukt met zijn schoonste gedachten-invallen en stoute paradoxen-snakerijen, zonder nochtans hun innerlijke menschelijkheid daarmee ernstig te misvormen. — Ik zie de hoog- en minder hooggeleerden reeds zoetzinnig glimlachen om zulk een opgaaf en ik hoor hen reeds smalend lipsmakken: ״voorwaar, een fraai handboek voor letterkunde!" En toch houd ik, tegen mogelijke academische lipsmakkerij en professoren-spot vol:.. .het zou een geheeleenig en voortreffelijk werk kunnen worden, oneindig veel leer