DE BRIEVEN VAN MUI/rATUU.
aarding van zenuwachtige zucht naar oorspronkelijkheid. — Hij kan niet méé met de waardeering en liefde van het gemeen. — Hij beschikt ook in deze intieme schrifturen over een onuitdoofbaren polemiek-lust. En met zulke fijne schijnbewegingen van ridderlijkheid kon hij zijn lristeraars begekken; zelfs de deftige borst Huet loopt er in, voelt iets ontdooyen in zijnstrammen geest. — Multatuli grijpt en tast toe, met beleedi-gende critische gewetenloosheid. Op onduldbaren toon spreekt hij zeer minachtend van de ״heeren" Shakespeare, Goethe en Schiller. En toch sluw als een vrijbuiter die de kansen zijner roekelooze daden vooruit berekent, overziet hij de uitwerking van zijn woorden. Even begoochelt zijn stem en op dat oogenblik juist zwijgt hij. Dat is krijgslist! Die stilte achter de hoo-nende en schimpende woorden bedwelmt meer dan gerucht het zou doen. Als ge bijkomt en den aanklager of schimper ter verantwoording roept is hij verdwenen ... of danst reeds op een ander slachtoffer. — De vlug-wentelende verbeelding, de loslippigheid, de charme en vooral de schelmsche en vaak heerlijke spot omdringen ons plots zóó, dat ge afziet van het bewijs ... en duldt. —
Er is nog veel verschil in briefschrijverij. —
De brieven van een groot man moeten in alle vorm-uitingen zijn als de groote man zélf. Tusschen brief en werk moet een harmonische verbinding bestaan.
Ik bedoel dit. Als een groot auteur b.v. brieven schrijft die in stijl en uiting, in vorming van beeld en uitdrukking van gevoel, heel anders zijn dan zijn arbeid, dan is óf werk óf brief geschrijf onecht. Het ratelslagje van een kanarievogel kan niet plots in een slepend morendo vervloeyen. Schrijft een groot man opgecierde en uitgedoste brieven met paraphrasee-ringen en zoete rederijkerij, terwijl hij in zijn arbeid zuiver, sober, eenvoudig stelt, dan blijken zijn brieven
17
2