letterkundige enquêtes. i99
vindt hij goede gedeelten. Bresser uit Querido's levensgang leeft voor hem. Ook Canter's David de Leeuw. Dan Coenen's Zondagsrust. Ten slotte van Deyssel. Meneer Schürmann is ook al een heel groot criticus, allemachtig wat lijkt de vent een bom van een criticus. Wat een hoogheid, een heerlijkheid van critische karakteristiek, wat een fijnheid-in-oordeels-nuance. — Ik wou dat onze geniale Willem zijn critiek in groote, heel groote druklettersoort had uitgegeven, dan zou er nog meer diepte en meer karakteristieke schoonheid in zijn critiek gekomen zijn.
Dr. Aletrino is niet goed snik. Die begint zulk een zin. Ik cursiveer: ״Op de eerste vraag kan ik geen antwoord geven, omdat, wanneer mijn vermoeden Juist is, wat gij met deze vraag bedoelt, namelijk of ik van oordeel ben, dat onze literatuur zich in de laatste tien jaar in een opwaartsche of in een neder-gaande richting heeft bewogen, of wel, dat er geen voor- of achteruitgang is op te merken, — ik mij incompetent moet verklaren, wijl ik geen oordeel kan vellen, waar ik niet heb gelezen en onmogelijk alles heb kunnen lezen wal er in die tien jaren is uitgekomen, van verzen en van proza, en een oordeel alleen dan mogelijk is, wanneer men alle letterkundige voortbrengselen kent." —
Dat is nou een critisch boekbeoordeelaar en be-tooger. Zoo een zin, zóó in-liederlijk slecht en leelijk, komt maar heel zelden voor. — Maak grammaticale constructies, heer dokter, voor je boekbeoordeelt, zoo schetterig als je doet in Kloos' tijdschrift. Van Booven, Je hebt gelijk, de man verdient een lesje. Zulk mengelmoes van een zuigeling-literaat werd al te bar. En dat is Aletrino, die zoo innig gevoelig atmospheer kan weven. Maar na een ״dusdanige" wapenschouw krijgt hij weer de korporaalsstreepen.
Gerard van Eckeren kiest zich uit: Van Oordten Van Schendel, Querido en de Meester, Coenen. Maar