het bolleken. 179
de dito trotschgroene kleur van Bolland hem dito dito aandoet!
Stel tegenover zulke verrukkelijke gevoelsverfijningen nu eens het oeuvre van een Buysse! Haha! De zeer groene groenheid der ״Spaan-literatuur" doet ook óns bijzonder aan. Niet alleen wijl hij ons als beulke vernield heeft. Maar vraag slechts publiek: wie spreekt daar, wie spot, hoont en lacht daar? Wat gaf hij zelf ooit de waereld, Europa, Nederland, Amsterdam?.... Zal een Buysse van de critische genade eens zoo geweldigen mans afhangen? Moeten dergelijke menschen hem en honderd anderen bekritieken? Kan de kome-nijsbaas niet evengoed zijn critische rechten luchten? Van waar, lief hemeltje, die toon, die ironiekerigheid? Is hun woord niet week als gesopt brood, hun taal niet stug en voos-riekend als oud leer?
Dat smakt zich op critieken zonder eenig oorspronkelijk scheppend talent, zonder eenig ontledend talent, zonder ooit zelfs een regel creëerend werk gegeven te hebben. O! ik heb het niet alleen tegen den heer Spaan, het beulke, maar ook tegen de bewonderende critici, die pas beginnen te schrijven. Met welk recht eigenlijk bewonderen zij en breken zij af? Hebben zij iets achter zich? Een hoofdstuk, een pagina van werkelijke kunst ? Zie een lief-critisch zwetsertje als den heer Spaan, hoe belachelijk hij oreert en zijn gezwollen mangeltjes uitzet om geluid weg te persen.
Dat wil Van Deysseltje spelen, met kluchtige, dol-driestige „hoonerij"; dat wil grappig-doen uit quasi-zooveel verhevener standpunt. Zie hem bijten met zijn suikertandjes; zie hem happen met zijn jujubeslipjes. Ay! hoe klefferig en viesjes!
Critiek! goed. Vrije critiek! nog beter! Laat er afgebroken worden en opgehemeld, zooveel men wil, maar laat die iemand zélf wat zijn, wat gegéven hebben. Van Deyssel brak veel af, hij zelf gaf echter werk in zijn critiek. Maar deze luidkrijschende trieste na-apers,