172 opstellen.
houden worden de schitterende levendigheid van zijn bewegelijken geest, die leeft in scherzo's van vernuft en allegro's van vurige gevoelshaast; in bedwang door den sterkeren dweper, den vromen peinzer in hém. — O! dat levensstoeyende dualisme in Franciscus, die bedelmonnik in den viveur, die aristocratische epicurist in den biechter, het zinnelijke verrukkingsbestaan, dat gloeyt door zijn hersens en vonkt door zijn aderen, die verfijner van den wellust, hoe heeft hij het rood van zijn hartstochten te temperen tot een halfkleur, met zijn vrome en even inniggemeende godsdweperijen. Ik geloof dat geen bedelmonnik ooit heiliger de weelde der striemende ontberingen voelde dan Franciscus, juist wijl hij van aangezicht tot aangezicht de vleesche-lijke verdorvenheid en zonde zoo innig menschelijk gekend heeft. — Zijn orgieverbeeldingen hebben een zonde-realiteit van schrik'lijke tafreelen om hem heen gegroepeerd, tot plots, nè de goddelijke bekeering, de in wreede zinnelijkheid bloeyende weeldenatuur, de weeke, verfijnde en bedwelmend-genietende, uitgebrand wordt met geesel en boete. Toch is de in armoede zwervende bedelmonnik Franciscus, de man met bloote en gewonde voeten, innerlijk gelukkiger dan de joyeuse zwelger van zinnengenot. Inwendig bezien, lijkt hij zelfs een duizelend rijk man, een man, louter levend voor medelijden, liefde, adel en overgave.... Geen theologisch disputer, geen aristoteliaansch schermut-selaar en scholastisch mysticus, maar een lévende vrome, een, die zijn mystiek lééft en niet hooghartig-lijk occultische lessen uitdeelt en de vroomheidsgedachten verknoeyt en verkleint tot particuliere re-busjes van occult weten en doorgronden. Deze Franciscus wordt heilige en lééft tusschen de verstootenen en ellendigen. Zóó is mystiek gevoelsbestaan aannemelijk en echt, en ook van een hevige mènschelijke bewogenheid. O, ik aanbid deze mènschelijke mystiek, waarin een teedere vroomheid zich openbaart, voor ieder men-