willem bilderdijk. !6 7
pen! Dit alles hebben we vroeger miskend of nooit ge-lien.
Bilderdijk heeft over taal en de werkingen van het gevoel, prachtig-aesthetische dingen geschreven, zoo schoon, dat geen modern schrijver het hem ooit verbeteren kan. Hij heeft een soms zoo vaste, zoo magistrale woorddracht en zulke, in diepe verbeeldingsvormen, vastgeketende zware klankkoorzinnen en een zóó rhythmisch-breed-uitgolvende zegging dat we er zelfs de rhetorische beeldgroeyingen om vergeten, terwijl onze bewondering zich verdiept voor zulk een titanische samentrekking van psychische uitingskrachten.
Dat alles nu is zeer overwogen en niet gezegd in zucht om objectief te schijnen.
O! Ik spreek in dit artikel niet van al zijn verswanstaltigheden en grove mislukkingen. Ik spreek niet van zijn dichtgroeysels, die als lisch dooreengewarreld in kronkelige verwrongenheid, een duister leven leiden tusschen zijn schooner werk in. Ik wil nu zwijgen over zijn in-vulgaire, platte, soms oer-dorre didactiek ensma-kelooze walgelijk-erotische rijmelarij. Eenzeerdiepeont-leding van zijn hoofdwerken alleen zou kunnen aantoo-nen waarom wij in Bilderdijk geen gaaf, geen groot dichter kunnen erkennen, geen werkelijk schepper van zeer hooge beteekenis, noch een van die wonder-machtige zieners die èn door menschelijke èn door dramatische, epische en lyrische gaven, met hun arbeid de eeuwen blijven beheerschen; die ook de magistrale levensbewegingen en het brandend waereldgebeuren gansch en al met volmaakt objectieven geest ómscheppen tot een schoonheid van den hoogsten rang en daardoor van zeiven, uit diepsten aard zich aan de eeuwigheid vasthaken.
Bilderdijk is daarom al geen schepper van blijvende grootheid, wijl zijn arbeid wordt onderstroomd door