willem bilderdijk. !6 7
dacht, tot meeleving, tot spanning soms, en nu kan ik ook bewonderen vaak, zijn taalmacht en soms schitterende virtuositeit. Toen bemerkte ik wat een diepe, dooreengegroeyde, hechte, allerlei levenskrachten opslurpende geestesmacht deze werker bezeten heeft. En de bewondering wisselde met de verbazing voor een zóó zonderling-ver gr oeyde,bijna monstrueuzezegginskracht in dienst van een zóó achterlijke levensbeschouwing, eenzootaaye, maar zoo prachtig-strakke en alle andere mentale eigenschappen overwélvende, rechtzinnige vroomheid, in dié mate beheerscht door zulk een orgel-vasten rhythmegang en een zoo suggereerende, beeldende woordkracht. Terwijl ik zelf met grooten weerzin dezen man hoor vervloeken, wat mij Hef is, sta ik tegelijkertijd verstomd van zulke prachtig-technische, door diepe subjectieve ontroering in bewegingen gebrachte periodendrommen, die met golfkracht en golf geweld een bruisend leven om je heen baren.
Hier leefde een machtig mensch; soms als in geestelijke woedestuipen zich uitgierend, in haat en schimp zich zelf veriiezend, in bange subjectieviteit vernielend, maar toch een zeer buitengewoon man van een wilde, titanische levenskracht, een tronk, vergroeyd, maar stormen weerstaand, een woeste, grimmige heremiet, door magische invloeden beheerscht, die nu en dan wat &1 te menschelijk-jammerend van zijn eenzaamheid spreekt.
Neen, nooit zal ik behooren tot hen, die in Bilderdijk een waereldgenie zien. Daarvoor schonk hij ons te veel pieterseHepoësie, te veel wansmakelijke en ergerlijke rhetoriek; daarvoor was zijn classisisme te zwak, te onoorspronkeHjk, te stuitend-declamatorisch. Neen, nooit zal ik hem bewonderen als Shelley en liefhebben als dezen fantasmagorischen ziener en droomer in het wondertintige en parelglanzige rijk der zachte, ontroerende en teedere Hefde. Nooit zal ik hem in de