154 sombere levens.
en opgeschroefd. Bladz. 30—31, b.v., bij: ״In vunzig, van rook-doorwalmd, goorbehangen achterkamertje", enz. komt dat onpersoonlijke onmiddellijk uit. Geen woord lijkt hier eigen gezien. Saamkoppeling van woord en visie werd geheel naar modellen bewerkt. De invloed van anderen, zeer aanwijsbaar, is hier zóó groot, dat het zelfs onmiddellijk copy lijkt. Dergelijke auteurs worden zich dat zelf nooit goed bewust. Ze stelen niet moedwillig en daarom denken ze oorspronkelijk te zijn. Maar ze begrijpen evenmin goed dat ze geen woord van dat alles zouden hebben kunnen geven als ze niet het stijlpersoonlijke, de techniek, het procédé, de uitingswijze van bewonderde voorgangers letterlijk ingezogen hadden! Schoon volstrekt niet rechtstreeks plagieerend, doen ze niets anders dan onbewust naschrijven en copieeren. Bijna alle bladzijden van zijn beschrijvend, zelfs psychologisch-beschrijvend proza werden copy en waar ze het niet zijn, grauwt een enorme machteloosheid bloot.
In al zijn schetsen komt dat uit. Als schetswerk, zeer klein, is dit kleine werk vaak van een afgebrokkeldheid en fragmentarisme die verbijsteren. Geen doorwerking, geen afronding, geen factuur, buiten de schets De Speler, en de schets waarin een prostituée wordt beschreven. Maar zoo gelukt als De Speler is, zoo droef-mislukt is de schets dezer vrouw. In De Speler heeft Booleman een brok leven van zoo felle realiteit gegeven, dat aanmerkingen op mislukte onderdeelen vervallen. Zoodra hij psychologisch typeeren kan komt hij het zuiverst uit. Ook daarin een leerling van groote voorgangers, weet hij zich, ondanks zeer ter harte genomen lessen, te individualiseeren. En al was heel zijn ander werk nu mislukt en vol onguur stijlknoeysel, de wijze waarop hij Semmie beeldde, geeft hem recht op waardeering. — Maar ook het andere werk verdient aandacht. Het verklaart zoo roerend, hoe hevig hij vastzit in het stijlprocédé van anderen. Ik zal geen ont-