XI.
CARRY VAN BRUGGEN. - I. BREISCHOOLTJE.
- II. IN DE SCHADUW.
I.
Ia deze voorbijgevlogen vliegweek keken de menschen zoo vaak en zoo lang naar den hemel dat het geloof er wèl bij kon varen. Alleen ons, arme boekbe-oordeelaars van realistische waarnemingskunst werd dit zoete genot niet gegund. We mogen slechts onzen neus in betamelijkheid gericht houden boven aardsche woelingen en den muskaatbloesem dei hoog-vliegerige verbeeldingen alléén van verre besnuffelen. Wij kijken naar den grond en vormen ons, ondichterlijken, geen nieuwe aviatische nekspier helaas! In tijden, zou ik willen schrijven, is mij een zoo scherp staal van doorgevoerde observatiekunst als Breischooltje, niet in handen gekomen. Alleen op de stof gelet, wordt de minachting voor dit soort van werk eenigszins begrijpelijk.
Het is zoo hopeloos nuchter-reëel, zoo copieer-lustig gebaseerd op de indrukken des dagelijkschen levens. Onze aandacht wordt voortdurend vastgeklemd tus-schen, op zichzelve, totaal-onbelangrijke dingen, zóó benauwend, dat we in den aanvang eigenlijk niet goed beseffen, hoe dit, het heele boek door, te zullen uithouden. Ziehier realisme van het oude merk, het geobserveerd geval, door detail- en milieubeschrijving, opgefleurd met karakteristiek van schrijfsters' waarnemingspost, uit rustiglijk of opgewonden gegeven en tot zekere belangrijkheid opgewerkt. Een grove